Belangrijke aanknopingspunten voor artsen als het gaat om euthanasie bij dementie
Het belangrijkste aan het standpunt van de KNMG is dat het de uitspraak uit 2020 van de Hoge Raad duidelijk en concreet heeft verwerkt in haar hoofdstuk over euthanasie en dementie. De kern van deze uitspraak is dat als een patiënt niet in staat is zijn eerder gedane euthanasieverzoek te bevestigen, dit niet in de weg hoeft te staan aan een zorgvuldige euthanasie. De KNMG herhaalt deze norm expliciet in haar standpunt. Dit is een belangrijke steun in de rug voor artsen die bereid zijn euthanasie te verlenen bij een patiënt die zijn verzoek niet meer kan bevestigen op het moment zelf. Ook stelt de KNMG expliciet dat het gebruik van premedicatie medisch zorgvuldig handelen kan zijn als een patiënt door dementie snel overstuur of in de war is. De NVVE verwacht dat deze opstelling van de KNMG leidt tot meer transparantie over het gebruik hiervan en daarmee ook tot meer kennis en tot een kwalitatief betere uitvoeringspraktijk. Tot slot waarderen wij in dit hoofdstuk de aandacht voor patiënten die reeds in het verpleeghuis wonen. De patiënt krijgt in het verpleeghuis vaak een andere arts dan de arts met wie hij zijn euthanasieverzoek heeft besproken. Het advies van de KNMG is om contact te leggen met deze eerdere arts. Wij onderschrijven dit advies en verwachten dat dit bijdraagt aan een zorgvuldige uitvoeringspraktijk. De NVVE vindt overigens dat bij de overgang naar het verpleeghuis de voormalig huisarts niet alleen als sparringpartner bij het euthanasieverzoek moet kunnen functioneren maar ook als behandelend arts mee het verpleeghuis in zou moeten kunnen. Helaas zit het huidige financieringssysteem hierbij nog in de weg.
Nieuwe norm: Spreek met je arts!
Het standpunt bevat ook een nieuwe norm. De KNMG stelt dat als de patiënt niet meer in staat is om euthanasie te vragen, maar wel een schriftelijk euthanasieverzoek heeft, de arts deze niet hoeft te honoreren als deze niet in het medisch dossier zit en de euthanasiewens nooit besproken is met een arts. Hoewel deze zienswijze strenger is dan de wet, onderschrijft de NVVE deze wel. Euthanasie steunt op de relatie die er is tussen arts en patiënt en geniet mede daarom een groot draagvlak in de Nederlandse samenleving. Juist daarom mag nooit worden vergeten dat het geen consumentenrecht is, maar het sluitstuk van een proces dat zich voltrekt tussen arts en patiënt. Het is niet voldoende om een euthanasieverzoek op te schrijven en het thuis in een la te leggen. Het advies dat de NVVE haar leden voortdurend geeft is dan ook: “Bespreek je wensen over je levenseinde met je arts en laat je schriftelijke wilsverklaringen, zoals het euthanasieverzoek en het behandelverbod, opnemen in je medisch dossier.” Het nieuwe e-book ‘Praat op tijd over je levenseinde - over passende zorg in je laatste levensfase’ van de Patiëntenfederatie dat tegelijk met het standpunt uitkomt is daarbij een belangrijk hulpmiddel.
Twee punten van zorg
De NVVE constateert ook twee aandachtspunten. De eerste betreft de consultatie. De KNMG stelt dat als de arts een negatief SCEN-advies krijgt en de euthanasie desondanks toch wil uitvoeren, het raadzaam is een tweede onafhankelijke SCEN-arts te raadplegen. Het is geen norm maar een advies, en toch bekijken we het met zorg. Een advies blijkt soms de opmaat naar een norm en dát zouden we zeer verontrustend vinden. De essentie van consultatie is immers het realiseren van reflectie door de uitvoerend arts op zijn voornemen tot uitvoering. Dat kan ook zónder tweede SCEN-advies. Als dit een nieuwe norm zou worden, zou de arts gedwongen worden toch een 2e SCEN arts te raadplegen. Dit leidt tot vertraging van het proces, waar de patiënt de dupe van kan zijn.
Het tweede punt van zorg betreft de manier waarop wordt gesproken over het bestaan van ‘redelijke alternatieven’. Met het woord ‘redelijke’ wordt aangegeven dat niet elk alternatief om het lijden te verlichten een optie is voor de patiënt. Vaak is dit vanwege zware bijwerkingen of de geringe perspectieven die een behandeling met zich meebrengt. Het kan echter ook gelegen zijn in de wijze waarop de patiënt zijn eigen levenseinde voor zich ziet. Patiënten kiezen vaak heel bewust voor euthanasie, ook als palliatieve sedatie het lijden zou kunnen verlichten. Wat de NVVE betreft hebben mensen deze keus ook. De KNMG stelt echter onomwonden dat als een patiënt ‘een behandeloptie met een reëel perspectief op verlichting van het lijden weigert, dat tot gevolg kan hebben dat er geen euthanasie kan plaatsvinden’. Het woord ‘kan’ maakt ook dat hier geen sprake is van een nieuwe norm, maar toch kan dit ertoe leiden dat artsen net wat makkelijker zullen kiezen voor palliatieve sedatie in plaats van voor euthanasie, ook als dat laatste is wat de patiënt eigenlijk had gewild. Dat is niet wat wij willen. Als NVVE blijven wij deze aandachtspunten met kritische blik volgen.