Hoe gaat euthanasie in de praktijk?
Euthanasie begint altijd met een euthanasieverzoek. Dat wil zeggen dat een patiënt zijn arts vraagt om euthanasie te verlenen. Als iemand nog in goede toestand verkeert, kan deze persoon zelf tegen de arts zeggen dat hij euthanasie wil. Als iemands toestand verslechtert kan deze persoon dat soms niet meer. Het schriftelijk verzoek kan dan het mondeling verzoek vervangen. Dat is eenvoudiger gezegd dan gedaan, want als de schriftelijke wilsverklaringen onduidelijkheden bevat kan de arts niet meer navragen aan de patiënt wat hij precies bedoelde en zal hij voor de zekerheid de euthanasie niet uitvoeren.
Euthanasie is geen recht voor de patiënt; het betreft altijd een verzoek aan de arts. Als de arts bereid is om op het verzoek in te gaan moet hij eerst kijken of is voldaan aan de voorwaarden van de euthanasiewet. De belangrijkste eisen zijn dat er sprake moet zijn van uitzichtloos en ondraaglijk lijden en van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. Er mag geen redelijke andere oplossing zijn om het lijden te verlichten.
Als de arts denkt dat aan de eisen is voldaan zal hij altijd eerst een tweede arts erbij vragen voor een tweede beoordeling. Deze tweede arts zal bij de patiënt langs gaan en als het kan met hem praten over uw euthanasieverzoek. Als deze tweede arts ook denkt dat aan de zorgvuldigheidseisen is voldaan, zal de arts een datum gaan plannen met de patiënt.
Als de arts laat weten dat hij niet op het euthanasieverzoek kan of wil ingaan dan kan die persoon vragen om doorverwezen te worden naar een collega. De arts is hiertoe volgens de artsenorganisatie KNMG moreel verplicht. Als de arts geen andere arts kan vinden kan de persoon die euthanasie wil zich aanmelden bij expertisecentrum euthanasie. De artsen die daaraan verbonden zijn staan in beginsel open voor euthanasie. Ze houden zich net als iedere andere arts aan de voorwaarden van de euthanasiewet.
Wie krijgen euthanasie?
Euthanasie wordt in de meeste gevallen verleend aan mensen met kanker die in de stervensfase zitten. Ook mensen met chronische ziekten en mensen met hart- en vaataandoeningen nemen een aanzienlijk deel in van het aantal jaarlijkse gevallen van euthanasie per jaar.
Naast deze groepen zijn er ook enkele groepen die wel in aanmerking komen voor euthanasie, maar waarbij het een stuk moeilijker wordt. Denk aan mensen met dementie, mensen met psychiatrische aandoeningen en mensen die lijden als gevolg van ouderdomsklachten. Ook kinderen kunnen om euthanasie vragen.
Mensen met dementie
De euthanasiewet biedt ruimte voor euthanasie bij dementie. Dat wil nog niet zeggen dat iedereen met een verzoek om levensbeëindiging ook wordt geholpen.
Lees meer over euthanasie bij dementie
Mensen met psychiatrische aandoeningen
Mensen met een psychiatrisch ziektebeeld kunnen erg lijden. Zo erg dat ze een doodswens hebben. De euthanasiewet maakt geen onderscheid tussen lichamelijk of geestelijk lijden, maar toch is euthanasie bij mensen met psychiatrische aandoeningen moeilijker te realiseren.
Lees meer over euthanasie en psychiatrische aandoeningen
Mensen met ouderdomsklachten
Het kan voorkomen dat zonder ernstig ziek te zijn iemand als gevolg van ouderdom dusdanige klachten ontwikkelt dat er sprake is van lijden. Dit lijden wordt vaak veroorzaakt door het verlies van regie over het leven, het wegvallen van een sociaal netwerk en het verlies van doel en zingeving. In combinatie kunnen dit soort factoren ervoor zorgen dat iemand ondraaglijk lijdt.
Lees meer over euthanasie bij mensen met ouderdomsklachten
Minderjarigen
Ook kinderen kunnen om euthanasie vragen. Dit kan alleen als ze boven de 12 zijn. Hun ouders moeten ook worden betrokken.
Lees meer over euthanasie bij minderjarigen