Cees leeft al jaren met vreselijk veel pijn. Zijn broer, Piet Vogel, memoreert de laatste dag van zijn broer. Het is een dag waar Cees naar uit heeft gekeken, omdat hij van zijn pijn verlost zal worden. Ook blikt Piet terug op het leven van zijn broer, dat niet bepaald over rozen ging. 

‘Langzaam wordt hij wakker. Zijn onlosmakelijke metgezel Pijn doet hem onmiddellijk realiseren welke dag het is vandaag: de dag dat hij afscheid neemt van deze wereld. Bij die gedachte streelt een glimlach zijn gezicht. De gesprekken die hij met mij heeft gevoerd over hoe het verder moet met hem, hebben hem naar deze dag gebracht. Maar dadelijk komt eerst Agnes; zijn fantasie, troost en toeverlaat. Zij gaf hem de afgelopen jaren voldoende moed om door te gaan. De verpleegkundigen komen binnen: “Goedemorgen, meneer Vogel. Wilt u eerst ontbijten of liever eerst douchen? Dadelijk komt uw vriendin, dus we moeten u zo mooi mogelijk maken.” Moeizaam en met wat hulp komt hij overeind en gaat op de rand van zijn bed zitten. “Wikkel mij maar af, zuster, dan ga ik eerst douchen. Dan heb ik de ergste pijn gehad.”’

‘Vanaf zijn nek tot aan zijn knieën zit hij ingezwachteld. Een paar maanden geleden heeft zijn huid het begeven. Op een groot deel van zijn lichaam is die verdwenen en zit het verband op het rauwe vlees geplakt. Het afwikkelen is een marteling. Daarna kan hij met hulp onder de douche. Het water verlicht de pijn alsof hij met een toverstokje is aangeraakt. Gelukkig kan hij zich zelfstandig scheren. Met de huid in zijn gezicht is niets mis. Dan loopt hij terug naar zijn bed.’

‘Zijn huid, maar vooral de grote wondvlakken, worden met de grootste omzichtigheid ingevet. Daarna rolt de verpleegkundige verband om hem heen. Helemaal van boven naar beneden. Hij gaat voorzichtig in zijn stoel zitten en kijkt op de klok. Nog een uur voordat Agnes komt. Voor € 500,- wil ze de hele ochtend blijven. Om negen uur klopt ze voorzichtig op de deur. Ze is bang het verzorgend personeel tegen te komen. Ze loopt naar Cees toe en geeft hem een voorzichtige zoen op zijn voorhoofd. Ze weet dat het zijn laatste dag is. “Gaat het een beetje met mijn mannetje?” Ze kleedt hem langzaam en voorzichtig uit. Daar heeft ze handigheid in gekregen. Ze rolt een dun, doorzichtig plastic van een rol en legt dat half over hem heen en half over de vrije ruimte op bed. Ze kleedt zichzelf langzaam en verleidelijk uit en gaat naast hem op het plastic liggen.’

‘Als in een droom vliegt de tijd voorbij. Het is half twaalf als ik voor de deur sta met gebakjes. Agnes doet open. “Dag Piet, kom binnen.” Cees zegt: “Ik ben blij dat je er bent en met gebak, want we vieren vandaag dat het mijn laatste dag is. Ik ben gelukkig dat ik dat met jou en Agnes kan vieren.” Als Agnes aangeeft te willen vertrekken, wordt Cees emotioneel. Met gesmoorde stem dankt hij Agnes voor alle dromen die ze heeft vervuld. Ook Agnes slikt een traan weg. “Lieve Cees, ik wens je een goede en vooral pijnloze toekomst. Misschien kom je als een roodborstje op mijn balkon vertellen hoe blij je bent.” Ze drukt weer een kus op zijn voorhoofd en verdwijnt stilletjes uit ons leven.’

‘Cees is moe geworden en wil graag slapen. “Je gaat toch niet weg, broertje?” vraagt hij. “Natuurlijk niet.” Cees kan zijn ogen niet dichtdoen, maar aan de wazig wordende blik zie ik dat hij wegdommelt. Mijn gedachten gaan terug naar 1946, toen ik hoorde dat ik een broertje had gekregen. Als kind vond ik dat niet altijd makkelijk. Cees ging naar het bijzonder onderwijs, want leren ging hem niet zo goed af. Uiteindelijk heeft hij summier leren lezen. Krantenkoppen en niet te lange zinnen. Tot zijn achttiende heeft hij wat rondgescharreld. Toen kon hij gaan werken bij de sociale werkplaats. Dat deed hij met plezier.’

‘Op een dag, ik woonde met vrouw en kinderen in Zwolle, kwam hij met Ria aanzetten. Ria was op jonge leeftijd al uit huis geplaatst. “Wij willen trouwen,” zei Cees, “Maar onze families willen dat niet. Ze denken dat wij er te dom voor zijn.” “Beste broer, ik denk niet dat je er te dom voor bent. Als jullie de trouwplannen doorzetten, zullen wij jullie helpen. En weet dat jullie van niemand toestemming nodig hebben om te trouwen. Jullie zijn meerderjarig en niet onder bewind gesteld.”’

‘Tot ieders verrassing verliep alles goed. Na een mooie trouwdag, hebben Cees en Ria twintig gelukkige jaren gehad. Toen ging het mis. Ik heb geholpen de scheidingsprocedure af te wikkelen. Daarna heeft Cees jaren alleen geleefd. Na een herseninfarct ging dat niet meer. Na overleg met hem werd besloten dat hij naar Zwolle zou komen. Ik regelde een woning in ‘de Venus’ voor hem. Daar kreeg hij alle zorg die nodig was. Ik ging dagelijks naar hem toe of nam hem mee. Maar wat ik ook deed, hij was ongelukkig.’

‘Door het herseninfarct was zijn conditie slechter geworden en hij bleef achteruitgaan. Zijn pijn werd steeds erger. Hij zag het leven niet meer zitten. De NVVE adviseerde hem te praten met de huisarts, maar die wilde principieel niet meewerken. Vervolgens verwees de NVVE hem door naar de Levenseindekliniek. Half september kwam de arts op bezoek en stelde vast dat Cees aan alle voorwaarden voor euthanasie voldeed. Er was nog een vervolgafspraak nodig waar een verpleegkundige bij zou zijn en daarna een afspraak met de SCEN-arts. Toen werd het moment van overlijden gekozen: 18 oktober 2013 om 19.30 uur.’

‘Als Cees wakker wordt, kijkt hij me aan, pakt mijn hand en lacht: “Dit is mijn laatste wakker worden. Dat is wel een raar idee, hè? Vanavond krijg ik een spuitje, dan val ik in slaap, zoals ik altijd in slaap ben gevallen. Alleen word ik niet meer wakker. Maar nu moeten we eerst andere dingen bespreken: ik wil beslist niet dat de kist openblijft. Ik ben in mijn leven al te vaak aangekeken alsof mensen me een engerd vinden. Zelfs als de bus vol was, kwam er niemand naast me zitten.”’

Cees wil voor het raam liggen. Hij hoopt sterren te zien, maar het is zwaar bewolkt. Om zeven uur komt de dokter met de verpleegster. De dokter vraagt Cees of hij echt wil: “Zo niet, dan gaan wij gewoon weer naar huis.” “Ik heb maanden uitgekeken naar dit moment. Ik ga lekker slapen en zal gelukkig niet meer wakker worden. Dan ben ik voorgoed verlost van mijn metgezel Pijn.” Cees vraagt me of ik zin handen vast wil houden: “Dan zijn jouw warme handen het laatste contact in mijn leven. Ik ben je dankbaar voor alle steun die je me hebt gegeven.” Dan kijkt hij de dokter aan en zegt: “Ik ben zover.” De dokter draait het kraantje van het infuus open. Cees knijpt zo’n tien seconden in mijn handen, daarna verslapt zijn greep. Ik slik een paar keer, wrijf de tranen uit mijn ogen en kijk de dokter aan. “Volgens mij is hij overleden.” Het slaapmiddel alleen was blijkbaar al genoeg. Ik sluit zijn ogen en kus hem op zijn voorhoofd vaarwel.’


Piet Vogel

Ontvang onze nieuwsbrief

De NVVE maakt gebruik van cookies

De NVVE maakt altijd gebruik van noodzakelijke cookies. Dit zijn functionele en analytische cookies om deze website beter te laten werken en om het websitebezoek te analyseren.
Onze website maakt daarnaast óók gebruik van cookies die niet noodzakelijk zijn. Het gaat om sociale media cookies en tracking cookies. Lees wat deze doen in onze cookieverklaring.